Cultureel ondernemerschap

Het FD bracht onlangs een bijzondere special uit over cultureel ondernemen.*) Ondertitel was ‘zonder subsidie’. De redactionele inleiding sluit af met: ”Het zijn niet alleen subsidiezorgen en concurrentiedruk waarmee de culturele sector kampt. De fundamentele verandering zit hem in de noodzaak om voortdurend het bestaansrecht te bewijzen.” Cultureel ondernemerschap wordt dus opgevoerd als prikkel voor kunstenaars om zonder subsidie te werken of om het bestaansrecht te bewijzen. Die prikkel was er in het begin zeker; nu zie ik het pleidooi voor cultureel ondernemerschap eerder als de verkramping bij een terugtrekkende overheid.

Het begon met een mooi pleidooi.
Eind jaren negentig bracht PvdA- staatssecretaris Rick van der Ploeg de notie cultureel ondernemerschap in de politiek. Van der Ploeg wilde de cultuursector in beweging brengen. Ondernemerschap hoorde daarbij. Het is het tij van marktwerking en een terugtrekkende overheid. Zijn opvattingen zijn opmerkelijk genuanceerd. Volgens hem zijn ondernemerschap en innovatie kenmerken die je bijna van nature bij kunstenaars aantreft. Hij ziet ondernemerschap ruimer dan geld verwerven. Cultureel ondernemerschap is een ‘houding die erop is gericht zoveel mogelijk kunstzinnig, artistiek-cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement te halen uit culturele voorzieningen’. Bij Van der Ploeg gaat het om naar buiten gericht zijn, en het optimale eruithalen: qua artistiek niveau of inkomsten, publieksbereik, maatschappelijk effect.

Cultureel ondernemerschap werd een credo van het cultuurbeleid, ook na Van der Ploeg. Invloedrijk binnen het cultuurbeleid is VVD staatssecretaris Zijlstra geweest: zijn verhaal was: minder subsidie, meer markt. Hij wilde dat culturele instellingen en kunstenaars minder afhankelijk werden van de overheid: ze moesten meer eigen middelen verwerven en daardoor flexibeler en krachtiger worden. De insteek van Zijlstra mist de academische diepgang van Van der Ploeg, veel nuance had deze VVD- staatssecretaris voor cultuur niet.

Als je nu kijkt naar wat het FD laat zien dan gaat het er vooral om dat cultuurinstellingen geld binnenhalen uit de markt, veelal aanvullend op subsidie. De smalle propositie van Zijlstra prevaleert boven de bredere definitie van Van der Ploeg. Ik vraag me af of dat een bewuste keuze is. Als je Zijlstra’s insteek serieus neemt, zou je als overheid op afstand moeten staan. Het FD constateert tegelijkertijd dat instellingen moeten ondernemen met één hand op de rug. De terugtrekkende overheid blijft met minder middelen een dominante rol voor zich opeisen.

Zeker sinds Zijlstra lijkt de overheid de inhoudelijke koers kwijt te zijn: de overheid weet niet –meer- wat zij met cultuurbeleid wil. FD heeft het vooral over de legitimatiecrisis, de cultuursector zou haar status verloren hebben als politiek middel waarmee andere doelen dienden te worden bereikt. Daarbij ging het bijvoorbeeld om het streven naar gemeenschappelijke identiteit, naar maatschappelijke verheffing, persoonlijke ontplooiing. Nu lijkt de overheid geen vooropgestelde doelen meer te hebben met cultuur. Het credo van cultureel ondernemerschap wordt nu gebruikt om die kunstuitingen te financieren die door anderen dan de overheid belangrijk genoeg gevonden worden om geld in te steken. Vervolgens is de overheid er wel bij om die stevige vinger in de pap te houden. De verantwoording aan de overheid als financier wordt niet minder, de overheid wil invloed blijven houden. Daarbij doet zich dan de paradox voor dat wegens het ontbreken van heldere doelen onduidelijk is wat de overheid aan informatie wil hebben. Partijen die vervolgens subsidie ontvangen moeten heel veel informatie aan de overheid geven, zonder dat helder is wat met die informatie wordt gedaan. In die zin leidt de feitelijke uitwerking van cultureel ondernemerschap niet tot meer cultureel rendement (Van der Ploeg) of meer onafhankelijkheid (Zijlstra). Nee, veeleer is het resultaat een arme overheid die wanhopig greep op de cultuursector wil behouden en een eveneens arme kunstenaar/culturele instelling die gebukt gaat onder die greep. Noem dat maar cultureel ondernemerschap. Zowel overheid als kunstenaar/culturele instelling kunnen winnen als het pleidooi van Van der Ploeg serieus wordt opgepakt. Dan komt er echt ruimte om cultureel te ondernemen.

*) via de link is het hele artikel te lezen.

Ad de Wolf, november 2014